Onze verplichtingen inzake duurzaamheid en goed bestuur

1.    Wat de SFDR1 - verordening betreft

1.1    Doelstellingen van de verordening

De Europese verordening strijdt tegen « greenwashing » door uniforme transparantieregels op te stellen voor financiële marktdeelnemers over de manier waarop zij de ESG-factoren (milieu-, sociale en goed bestuur factoren) integreren in hun beleggingsbeslissingen en hun duurzaamheidambitie in het algemeen en wat de producten betreft. In de verordening is een classificatie vastgelegd om de promotie van beleggingen te onderscheiden in 3 categorieën : 

  • De promotie van beleggingen zonder expliciete duurzaamheidsdoelstellingen (artikel 6);
  • De beleggingen die gepromoot worden met duurzame kenmerken, maar geen expliciete duurzame beleggingen beogen (artikel 8);
  • De duurzame beleggingen, deze hebben dwingende duurzaamheidscriteria en duidelijke doelstellingen inzake duurzaamheid (artikel 9).

1.2    Geen financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten of producten met duurzame beleggingen

De producten van Amonis OFP zijn geen financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten, noch financiële producten met een duurzaamheidsdoelstelling in de zin van respectievelijk artikel 8 en 9 van de Europese Verordening 2019/2088 van 27/11/2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector; ze vallen daarentegen onder artikel 6 van deze verordening. 

De producten van Amonis OFP worden geklasseerd onder artikel 6 wegens het transparantie- niveau dat door de Europese Verordening wordt opgelegd en het feit dat er geen rekening wordt gehouden met de grootte van de financiële marktdeelnemer, met de omvang en de aard van haar activiteiten, noch met de aanzienlijke investeringen die zouden dienen te worden gedaan om te voldoen aan de vereisten van de Europese verordening. 

Amonis past evenwel al sinds 2001 haar principes inzake duurzaamheid en goed bestuur toe en blijft dit doen op het geheel van haar portefeuilles op basis van haar uitsluitingsbeleid (zie punt 1.3).  

1.3    Uitsluitingsbeleid

  • Uitsluiting op basis van product
    Aandelen en obligaties van tabaksondernemingen, evenals ondernemingen betrokken bij de productie van antipersoonsmijnen, splinterbommen, wapens met verarmd uranium en nucleaire wapens.

  • Uitsluiting op basis van het productieproces
    Ondernemingen die rechtstreekse en onherstelbare schade toebrengen aan het milieu, testen uitvoeren op dieren bij de productie van cosmetica en ondernemingen waarvan 30% van het omzetcijfer resulteert uit het gebruik van fossiele brandstoffen.

  • Uitsluiting op basis van het gedrag of handelswijze
    Ondernemingen die herhaaldelijk de principes van het UN Global Compact schenden.

Wij sluiten ook obligaties uit van regeringen die volgende internationale overeenkomsten  en verdragen niet hebben geratificeerd: het verdrag tot verbod op chemische wapens, het non-proliferatieverdrag inzake het niet-verspreiden van kernwapens, de mensenrechtenakkoorden en de acht overeenkomsten inzake de internationale arbeidsnormen.

Binnen dit door Amonis opgelegde kader volgen en analyseren de vermogensbeheerders de door de binnen hun portefeuille aangehouden ondernemingen verwezenlijkte inspanningen op het vlak van dit beleid. De vermogensbeheerders kunnen ook met de ondernemingen in kwestie onderhandelen over een verbetering van deze inspanningen.

Op basis van de beschikbare informatie wordt 90% van de portefeuille beschouwd als zijnde in overeenstemming met het beleid dat steeds volgens het principe “best effort” wordt toegepast.

1.4    Integratie van de duurzaamheidsrisico's in het beslissingsproces over beleggingen

Binnen het door Amonis opgelegde kader analyseren de vermogensbeheerders de ESG-inspanningen van de ondernemingen binnen hun portefeuille. Op basis van deze evaluatie wordt naast de economische factoren rekening gehouden met de ESG-factoren voor de keuze van de beleggingen bij de valorisatie van bepaalde beleggingskeuzes en de beleggingsrisico’s. 

In alle portefeuilles gelden volgende principes:

  • Het investeringsbeleid voor de verschillende portefeuilles integreert belangrijke aspecten met betrekking tot duurzaamheids- en/of milieu, sociale en governancerisico’s in het proces van de financiële analyse. De portefeuilles worden bij Amonis gekenmerkt door enerzijds de toepassing van een lijst met uitgesloten investeringen en/of anderzijds de opname in het beleggingsproces van belangrijke duurzaamheidsrisico’s die een invloed op de waardering en het beleggingsresultaat hebben, in plaats van uitsluitend te beleggen in investeringen die gericht zijn op een bepaald duurzaamheidsaspect (bijvoorbeeld groene energie). De uitsluitingen en analyse van de belangrijkste duurzaamheidsrisico’s kunnen verschillende aspecten van een bedrijf omvatten, zoals de CO2-voetafdruk, de gezondheid van werknemers en welzijn, beheer van de waardeketen, billijke behandeling van cliënten en governanceprocedures.

  • Om deze reden zijn de portefeuilles geen portefeuilles die zich uitsluitend richten op duurzame producten of sectoren, maar portefeuilles die in de eerste plaats streven naar een gediversifieerd beheer en optimaal financiële rendement, waarbij duurzaamheidsricico’s waarderingsfactoren zijn binnen het actieve investeringsproces die de risico’s voortkomend uit duurzaamheidaspecten moeten beperken. 

    In het beleggingsbeleid houden de beheerders naar best vermogen rekening met het duurzaamheidsrisico. Dit gebeurt op volgende wijze: 
    • Door het definiëren van een uitsluitingsbeleid dat van toepassing is op alle portefeuilles (zie hiervoor punt 1.3);
    • Daarnaast kunnen de beheerders zelf bijkomende duurzaamheidsaspecten hanteren bij het beheer gebaseerd op uitsluiting, insluiting, best-in-class en engagement en dit volgens hun eigen definities.

1.5    Wat zijn de duurzaamheidsrisico's?

Duurzaamheidsrisico’s worden gedefinieerd als risico’s die de waarde van een belegging kunnen doen dalen ten gevolge van ESG-aspecten. 

De effecten van deze risico's variëren in functie van de tijd:

  • Op korte termijn is het duurzaamheidsrisico doorgaans afhankelijk van een bepaalde exogene gebeurtenis. Voorbeelden kunnen zijn een milieuramp met rechtszaken tot gevolg, welke beide een financiële impact hebben op het bedrijf maar ook een grote reputatieschade kan veroorzaken. Het effect van het zich voordoen van een dergelijk risico op korte termijn is vooral een impact op de waardering van de effecten die al dan niet blijvend is. 

  • Op lange termijn bestaat het duurzaamheidsrisico uit risico’s verbonden aan ESG die zich op lange termijn kunnen ontwikkelen en bedreigend zijn voor de continuïteit van de bedrijfsactiviteiten. We kijken hier naar risico’s die zich ontwikkelen onder andere ten gevolge van wijzigende wetgeving of consumentenvoorkeur. De aanpak van deze risico’s vergt een meestal ingrijpende aanpassing aan producten en processen (als voorbeeld halen we hier de problematiek rond de duurzame energietransitie aan) welke voor individuele bedrijven ingrijpend kan verschillen met risico op toekomstige winsten. Deze aspecten hebben een effect op de lange termijn verwachtingen en de evolutie van de waardering van effecten over de langere termijn.

1.6    Er wordt geen rekening gehouden met de ongunstige effecten van de beleggingsbeslissingen op de duurzaamheidsfactoren

Overeenkomstig artikel 4, 1, b), van de Europese Verordening van 27/11/2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector houdt Amonis geen rekening met de ongunstige effecten van investeringsbeslissingen op de duurzaamheidsfactoren zoals vastgelegd in de Europese Verordening van 27/11/2019.

Dat hiermee geen rekening wordt gehouden, berust op het feit dat bij het door de Europese Verordening opgelegde transparantieniveau geen rekening wordt gehouden met de grootte van de financiële marktdeelnemer, de omvang en de aard van haar activiteiten, noch met de aanzienlijke investeringen die zouden moeten gebeuren om te voldoen aan de vereisten van de Europese Verordening. Amonis past evenwel sinds 2001, en doet dit nog steeds, haar uitsluitingsbeleid toe op het geheel van haar portefeuille.  

2.    Implementering van de Taxonomieverordering²

2.1    Doelstellingen van de verordening

De taxonomie van de EU is een classificatiesysteem bepaald in Verordening (EU) 2020/852 (hierna de “Taxonomieverordening” genoemd) dat een lijst van duurzame economische activiteiten vastlegt op ecologisch vlak. De Taxonomieverordening omvat geen lijst van sociaal duurzame economische activiteiten.

Volgens artikel 3 van de Taxonomieverordening wordt een economische activiteit beschouwd als duurzaam op ecologisch vlak indien zij:

  • Substantieel bijdraagt aan één of meer van de 6 milieudoelstellingen van artikel 9 van de Taxonomieverordening (zie hieronder), en; 
  • Geen ernstige afbreuk doet aan de milieudoelstellingen, en;
  • Wordt uitgeoefend met inachtneming van de sociale criteria bedoeld in artikel 18 van de Taxonomieverordening, en;
  • Voldoet aan de technische screeningscriteria die zijn vastgelegd door de Europese gedelegeerde handelingen. 

De milieudoelstellingen van de Taxonomieverordening zijn als volgt : 

  • De mitigatie van klimaatverandering; 
  • De adaptatie aan de klimaatverandering;
  • Het duurzaam gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen;
  • De transitie naar een circulaire economie; 
  • De preventie en bestrijding van verontreiniging; 
  • De bescherming en het herstel van de biodiversiteit en ecosystemen.

2.2    Impact op de producten aanvullend pensioen van Amonis

Het beleggingsbeleid richt zich niet (enkel) op de milieudoelstellingen zoals geformuleerd in de Europese Taxonomieverordening (zie voorgaand), maar Amonis past haar eigen beleid toe (zie punt 1).

De onderliggende beleggingen van de producten aanvullend pensioen van Amonis houden geen rekening met de EU-criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten.. Amonis past daarentegen de criteria toe zoals omschreven in haar uitsluitingsbeleid (zie punt 1.3). 

3.    De implicaties van de richtlijn op de rechten van de aandeelhouders³

3.1    Doelstellingen van de richtlijn

Omgezet in Belgisch recht in 2020 beoogt deze wetgeving de aandeelhouders meer te betrekken bij het bestuur van de vennootschappen waarin ze beleggen. Door een grotere transparantie te vereisen in hoofde van de aandeelhouders ten opzichte van de ondernemingen waarin zij beleggen, zijn de posities van de aandeelhouders belangrijker geworden, waardoor de competitiviteit en de levensvatbaarheid van de ondernemingen waarin wordt belegd, wordt versterkt en de betrokkenheid op lange termijn..  

Instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening die rechtstreeks of via een vermogensbeheerder investeren in aandelen aangehouden op een gereglementeerde markt kunnen een betrokkenheidsbeleid opstellen waarin het volgende wordt vastgelegd:

  • De manier waarop de IBP de opvolging verzekert van de weerhouden vennootschappen inzake relevante aangelegenheden, waaronder toezicht op de strategie, de financiële en niet-financiële prestaties, evenals het risico, de kapitaalstructuur, maatschappelijke en ecologische effecten en  corporate governance;
  • De dialoog met de weerhouden vennootschappen;
  • De uitoefening van het stemrecht en andere rechten gebonden aan de aandelen;
  • De samenwerking met andere aandeelhouders;
  • De communicatie met de relevante belangheden van de weerhouden vennootschappen en;
  • Het beheer van reële of potentiële belangenconflicten ten overstaan van hun betrokkenheid.

De instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening maken openbaar hoe de voornaamste elementen van hun beleggingsstrategie inzake aandelen zijn afgestemd op het profiel en de looptijd van hun verplichtingen, in het bijzonder hun lange termijn verplichtingen, en hoe zij bijdragen aan de middellange- tot lange termijn prestaties van hun activa.

3.2    Impact voor Amonis

De verschillende  compartimenten binnen Amonis BEVEK worden beheerd door externe beheerders. Een actief « betrokkenheids- » beleid wordt steeds meer toegepast, waarbij de beheerders, als financiële medespelers van de ondernemingen waarin ze beleggen, samenwerken met de directie van de ondernemingen, om de betrokkenheid op lange termijn van de aandeelhouders te bevorderen. Dit betrokkenheidsbeleid is dus niet tot stand gebracht door Amonis zelf, want de structuur en de omvang van de portefeuille laten dit niet toe (proportionaliteit). Er is dus geen actief betrokkenheidsbeleid zoals artikel 95 van de WIBP bepaalt, dat beantwoordt aan de 6 wettelijke vereisten vermeld onder punt 3.1.
 
De beleggingsstrategie van Amonis wordt uiteengezet in de “Statement of Investment Principles” (of SIP), die beschrijft hoe de elementen van de beleggingsstrategie bijdragen aan de middellange- tot lange termijn prestaties van de activa van de IBP. De SIP is op verzoek beschikbaar bij Amonis. 

4.    Vergoedingsbeleid

Overeenkomstig artikel 77/1 van de wet van 27/10/2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening legt ons vergoedingsbeleid de principes vast voor de vergoeding van bepaalde categorieën van personen actief in de IBP, alsook de maatregelen voor het beheer van de risico’s, om tegemoet te komen aan de belangen van de betrokkenen, Amonis OFP en haar aandeelhouders. De details van de vergoedingen kunnen worden geraadpleegd in ons laatste jaarverslag, terug te vinden op onze website.

Ingevolge de inwerkingtreding van artikel 5 van de Europese verordening 2019/2088 van 
27/11/2019 betreffende de informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector zijn de duurzaamheidsrisico’s niet opgenomen in het kader van ons vergoedingsbeleid, noch voor de onkosten betaald aan de beheerders voor het beheer van de portefeuille. De criteria inzake vergoeding zijn immers niet gebonden aan de in punt 1.3 door Amonis vastgelegde criteria en de aan duurzaamheid verbonden risico’s.


Datum van laatste herziening: 22/09/2023


1 Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector.
² Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088. 
³ Richtlijn (EU) 2017/828 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft, omgezet naar Belgisch recht in artikel 95 van de wet van 27/10/2006 houdende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.